SELECTIENORMEN
Algemeen reglement :
De keurmeesters dienen zeer streng te waken over de karakteristieken, zoals deze vermeld staan in de standaard.
Honden die fouten vertonen die van een zodanige aard zijn dat de kwalificatie zeer goed voor de teven, en uitmuntend voor de reuen, niet meer kan toegekend worden, komen niet in aanmerking om geselecteerd te worden.
Vanzelfsprekend worden ook die honden niet geselecteerd die fouten vertonen waardoor ze van de fokkerij zouden moeten worden uitgesloten, zoals monochidie, onder- bovenbijter enz
B. Criteria voor sociaal gedrag :
Uitgaande van de karakteristieke eigenschappen die we het liefst bij onze Newfoundlanders terugvinden, nl. rustige natuur, betrouwbaarheid, niet blafferig, zelfbewust, zelfstandig, zachtmoedig, volgzaam, doch zo nodig onvervaard, werd volgende karaktertest uitgewerkt:
1ste proef :
De hond loopt vrij en begeeft zich met de baas in de richting van een groep willekeurige personen (minstens 5, waaronder bij voorkeur enkele kinderen) die zich zo natuurlijk mogelijk gedragen (rondslenteren, pratend enz ) binnen een cirkel van ongeveer 15 meter.
De geleider mengt zich in de groep, wisselt enkele woorden met de aanwezige personen, eventueel met handdruk, zonder zich verder om zijn hond te bekommeren, en dit gedurende een dertigtal seconden. Nadien verwijdert de geleider zich opnieuw uit de groep en neemt zijn hond mee.
Gewenst gedrag :
Hond loopt voorop in de richting van de groep personen, vriendelijk, oplettend, nieuwsgierig, zelfverzekerd, laat zich aanraken, opgewonden, verlaat de groep als de eigenaar vertrekt.
Ongewenst gedrag : ( leidend tot niet-selectie)
Durft de groep niet te benaderen, vlucht, agressief, vertoont angst.
2de proef :
De hond is aangelijnd en legt een slalom-parcours af tussen een vijftal andere honden met geleiders (opgesteld met minstens 2 meter tussenruimte).
Gewenst gedrag :
Al is enig dominant vertoon (oprichten staart, fixeren oponent, reageren op gegrom) niet direct verwerpelijk, toch moet de hond reageren op een geruststelling van de baas en een aanmaning tot volgen.
Ongewenst gedrag :
Onbedaarlijk agressief gedrag, uitvallen naar andere honden, teruggetrokken, angstig gedrag.
3de proef :
De geleider volgt met zijn hond (aangelijnd) een afgesproken parcours. Op regelmatige afstand zal de hond een vreemde persoon passeren (max.4) die elk een zware geluidsprikkel of storende gebaren voortbrengen. Vb. een regenscherm open en dicht doen, met een knikkerdoos rammelen, een plastiekzak verfrommelen enz
Gewenst gedrag :
Nieuwsgierig, oplettend, enigszins wantrouwend, blijft bij geleider.
Ongewenst gedrag :
Angstig, durft hindernis niet voorbij of enkel via een grote omweg. Moet onder
voortdurende dwang voorbij de hindernis worden geloodst, tracht te vluchten.
C.
Zwemproef :
De hond dient een afstand van 50 m. te zwemmen in ��n vlotte beweging. De geleider mag zijn hond onbeperkt aanmoedigen en in het water trachten te krijgen (apport, zelf te water gaan, achter een bootje laten zwemmen enz ) doch de hond mag in geen enkel geval in het water worden geduwd.