HET OOG.

Om te zien gebruiken dieren, net als mensen, hun ogen. Deze ogen zitten vanachter en opzij goed beschermd in wat we
oogkassen noemen. Vooraan worden de ogen beschermd door zogenaamde oogleden.
Het lijkt raar maar honden hebben drie oogleden. Het onderste en het bovenste ooglid (bestaat uit huidplooien) zijn
bedekt met haar. In deze huidplooien zitten enorm veel kliertjes die meehelpen aan de productie van het traanvocht.
Verder hebben ze een derde ooglid. Het derde ooglid is een plooi, één of meerlagig oppervlakteweefsel van huid, epitheel
genoemd met daaronder bindweefsel (=steunend weefsel). In het derde ooglid is ook een klier aanwezig die helpt met de
vorming van traanvocht.
De oogbol ligt in de oogkas en bestaat uit verschillende weefsellagen. De eerste laag (de buitenste) is de sklera, ook wel
de harde oogrok genoemd. Aan de voorkant van het oog gaat de sklera over in het hoornvlies. Dit moet glad, glanzend,
doorzichtig, en een beetje vochtig zijn.
De tweede laag die onder de sklera ligt is het vaatvlies. Het vaatvlies heeft tot taak het oog te voorzien van bloed en
zenuwen (innerveren genoemd). Zoals het woord vaatvlies al zelf zegt, liggen er in het vaatvlies veel bloedvaten en zenuwen.
Aan de kant van het hoornvlies echter zal men geen vaatvlies terugvinden omdat het grote aantal bloedvaten de door-
zichtigheid zouden verstoren.
Op de plaats waar het vaatvlies in het hoornvlies wegvalt zal het vaatvlies zich naar binnen dringen en de iris vormen.
De iris bestaat gedeeltelijk uit bindweefsel met veel bloedvaten en zenuwen en ook gedeeltelijk glad spierweefsel.
In de iris zit een opening de pupil genoemd. Kleine spiertjes kunnen de opening groter maken of meer of minder licht.
Bij weinig licht wordt de pupil groter en bij veel licht zal deze kleiner worden.
In het vaatvlies zit een soort refecterende laag, het tapetum genaamd (= de donkergekleurde laag dekcellen van het
netvlies). Bij de meeste dieren kleurt dit groen of rood. Dit valt meestal op bij foto's van onze honden, als de flits in hun
ogen geschenen heeft.
Tussen de iris en het hoornvlies zit een ruimte die gevuld is met een waterige vloeistof. Dit is de voorste oogkamer.
De lens ligt vlak achter de iris en wordt omhuld door een lenskapsel dat met het vaatvlies verbonden is. Deze verbinding
met het vaatvlies zorgt ervoor dat de lens op zijn plaats gehouden wordt.
De ruimte tussen de iris en de lens noemen we dan weer de achterste oogkamer. Hier vindt men dezelfde vloeistof in
terug als in de voorste oogkamer.
Achter de lens ligt een grote ruimte, het glasachtig lichaam genoemd. Deze ruimte is gevuld met een gelei-achtige
massa van water en eiwitten. Het doel van dit lichaam is het mee helpen concentreren van het licht op het netvlies. Een
andere belangrijke taak van het glasachtig lichaam is het oog bol houden.
Achter het glasachtig lichaam vinden we het netvlies. Dit is de plek waar invallend licht omgezet wordt in zenuwprikkels.
De prikkels worden via de oogzenuwen doorgegeven aan de grote hersenen, waardoor de hond zich bewust zal worden
van deze prikkels. Let wel, het netvlies is niet overal even lichtgevoelig.

Belangrijke oogafwijkingen die we bij onze newfy's kennen :

De allerbekendste is entropion (= het naar binnen of buiten krullen van de oogleden). Deze afwijking is aangeboren,
d.w.z. genetisch bepaald.

Entropion :
Het naar binnen krullen van de oogleden, waardoor de haren op deze oogleden constant in aanraking zijn met het
hoornvlies en de bindvliezen van het oog. Dit geeft een constante ontsteking van deze hoorn- en bindvliezen.
Door dit contact is er als het ware een overproductie van traanvocht. Dit traanvocht kan dan niet meer via de traanbuis
worden afgevoerd, zodat het oog begint te tranen.
Entropion dient operatief gecorrigeerd te worden. Bij lichte gevallen kan de ontsteking in de hand gehouden worden
door oogzalf op basis van antibiotica.

Ectropion :
Dit is het omgekeerde van entropion. De oogleden krullen hierbij naar buiten. Traanvocht wordt hier niet snel genoeg
aangevoerd, waardoor vuil en andere bacteriën te traag afgevoerd worden. Het gevolg hiervan is natuurlijk weer een
ontstekingsreactie.
In de meeste gevallen komen combinaties van beide afwijkingen voor, bv. entropion van het midden van het onderste
ooglid en ectropion van de hoeken.
Let wel, operatief ingrijpen mag bij onze Newfoundlander niet te vroeg gebeuren, aangezien de kop lang nodig heeft om
uit te zwaren. Bij een te vroege operatie is de kans groot dat er opnieuw operatief moet ingegrepen worden om te
corrigeren omdat alles te strak geworden is.
Er zijn nog andere oogafwijkingen, al dan niet genetisch bepaald, maar ze zijn niet rasgebonden aan onze Newfoundlander.

©  Linda Goris-Van Leuven.